Teamrol: De Laatste Man – Rinus Israël
25 november 2016Edwin van der Sar klapt hard in zijn handschoenen. ‘Come on now, fucking hell’. De Nederlandse doelman van Manchester United pept zichzelf op in het Engels. Nu moet het gebeuren, nu zál het gebeuren. Na vijftien jaar oerdegelijk keeperswerk, een loopbaan in betrouwbaar vakmanschap, is dit het moment om voor het voetlicht te treden, om alle aandacht naar hemzelf te trekken. Altijd is hij dienstbaar aan het team, door in te grijpen wanneer de vrije jongens vóór hem bij het stelen van de show weer eens te overmoedig zijn geweest en de bal hebben verloren. Nu ligt de bal op de penaltystip en zijn de ogen van de hele voetbalwereld op hem gericht. Edwin van der Sar kan zichzelf onsterfelijk maken in de finale van de Champions League.
Moskou, 21 mei 2008, Manchester United-Chelsea is ook na een half uur verlengen niet beslist (1-1) en bij het penalty schieten heeft Ryan Giggs er zojuist 6-5 van gemaakt, voor United, de club van Van der Sar die een hupje op de doellijn maakt en naar links wijst. Alsof hij zeggen wil: schiet ‘m daar maar ergens Nicolas Anelka, penaltynemer nummer zes van Chelsea.
Edwin van der Sar uit het Zuid-Hollandse bloembollendorp Voorhout (29 oktober 1970) is geen keeper uit roeping. Hij voetbalde in de pupillen bij Foreholte totdat de keeper een keer verstek liet gaan en hij als lange slungel onder lat werd gezet. Dat werkte, want behalve over lengte bleek ‘Sarrie’ ook over aanleg voor het doelverdedigen te beschikken. En hij liet zich niet uit zijn evenwicht brengen. Kalm, stoïcijns bijna, verrichtte hij de keepershandelingen en dat bracht hem in beeld bij Louis van Gaal, de trainer van Ajax.
Van der Sar hield het hoofd koel in de Champions League-finale van 1995 die Ajax in Wenen met 1-0 van AC Milan won en hij werd voor vele jaren de vaste keeper van het Nederlands Elftal. Zijn stijl is sober, hij is verre van een uitslover tussen de palen. Geen showkeeper, maar een teamspeler. Als hem wordt gevraagd of hij wel eens droomt van een mooie zweefduik naar de bovenhoek om de bal daar spectaculair klemvast te pakken, fronst hij de wenkbrauwen. ‘Dromen? Zweven? Ik pak een bal liever in de loop, want dan kan ik ‘m meteen weer in het spel brengen zodat we naar voren kunnen, ten aanval.’
Nee, Edwin van der Sar is geen ‘showlijer’, geen ijdeltuit die keeper is geworden om te kunnen opvallen, met een blitse outfit en aanstellerige sprongen en duikjes. Van der Sar staat niet in het doel om op te vallen, maar om zijn werk te doen, om zijn teamrol te vervullen: ballen stoppen, toegewijd en geconcentreerd, zich focussend op zijn tegenstanders van wie hij zelfs studie maakt.
Het regent pijpenstelen in Moskou en Edwin van der Sar heeft zojuist zijn keepershandschoenen gedroogd met een handdoek waarin hij stiekem een spiekbriefje mee het veld op heeft gesmokkeld. Het stond hem bij dat hij er wat informatie over Anelka op had gezet. Daarom weet hij dat de Fransman van Chelsea de bal vermoedelijk rechts van hem zal trappen. Van der Sar wijst naar links, maar duikt naar rechts: wam, hebbes. Na al die jaren onopvallend punten voor zijn teams te hebben gered, pakt ‘Sar’ op het moment dat alle aandacht op hem is gericht de Europa Cup. Het is zijn moment van grote glorie en het maakt hem bijna sprakeloos. Wanneer hij zich onder een berg van uitzinnig juichende ploeggenoten uit heeft geworsteld, krijgt hij een microfoon van de Britse zender ITV onder zijn neus gedrukt. Edwin van der Sar kan nog maar drie woorden uitbrengen: ‘Oh, fucking hell’.