Teamrol: De vleugelsplits – Arjen Robben
10 februari 2017Marco van Basten holt het veld van San Siro op, voor zover hollen met zijn verruïneerde rechterenkel nog mogelijk is. Het is 18 augustus 1995 en de ploegen van AC Milan en Juventus staan gereed voor een oefenwedstrijd. Van Basten is in burger, hij draagt een spijkerbroek, bruin suède jackie en een roze overhemd. Het stadion kom als één man overeind. De supporters van de thuisploeg, Milan, begrijpen wat San Marco, hun geliefde wondermidvoor, komt doen: hen gedag zeggen. Een dankbaar applaus stijgt op, zwelt aan en weerkaatst tussen de volle tribunes van San Siro. ‘Grazie Marco, eeuwig bedankt voor alles!’, roept een spandoek.
Op zijn zevende beschikte Marco van Basten (31 oktober 1964) al over zo veel voetbaltechniek dat zijn vader Joop zei: ‘Het kan niet anders, dit wordt een international’. Tien jaar later debuteerde Marco in Ajax 1, als vervanger van Johan Cruijff, en hij maakte meteen een doelpunt, met de kop. Van Basten ontwikkelde zich als midvoor van Ajax tot een doelpuntenmaker van uitzonderlijke klasse. Op zijn 21ste maakte hij in 26 competitiewedstrijden het onwaarschijnlijke aantal van 37 doelpunten waarmee hij topscorer van Europa werd.
Marco scoorde uit alle hoeken en standen, met de kop, met de rechter- en de linkervoet, hij maakte simpele en ingewikkelde goals, hij maakte het werk van anderen af, maar hij rondde ook aanvallen af die hij zelf opzette. Eén ding hadden al die doelpunten gemeen, ze werden stijlvol gemaakt. Van Basten deed alles sierlijk, hij was een stilist in alles wat hij deed, zelfs tackelen, of een knal uitdelen, deed hij met stijl. Van Basten wist aanslagen te ontwijken dankzij zijn intuïtie en lenigheid, maar werd soms ook vol geraakt. Hij incasseerde vaak en sloeg dan terug met fabuleus spel en beslissende goals, maar zo nu en dan ook met een corrigerende trap of klap.
Na 129 doelpunten in 133 competitiewedstrijden voor Ajax ging hij vorstelijk betaald spitsenwerk in de Italiaanse Serie A verrichten. Bij AC Milan was het afzien in de punt van de aanval waar hij vaak geïsoleerd stond en zichzelf moest zien te redden in gevechten op leven en dood met beulsachtige voorstoppers. Van Basten deed het stoutmoedig en hij zegevierde vaak zo overtuigend dat hij twee keer werd verkozen tot Europees voetballer van het jaar en zelfs één keer tot wereldvoetballer van het jaar.
Maar de spitsenarbeid in het land van de verdedigingsspecialisten sloopte hem. En door zijn soms niet te beteugelen aandrang zijn belagers met gelijke munt terug te betalen, sloopte hij ook zichzelf een beetje.
Zijn vloeiende bewegen en dat ogenschijnlijk achteloos scoren, deed vermoeden dat het hem allemaal geen moeite kostte. Daarover zei hij eens: ‘Ik kom nonchalant over, mensen denken dat ik te weinig doe met mijn talent, dat het me niet interesseert, maar dat is schijn. Ik ben bloedfanatiek. Ik ben een fanaat, die serieus leeft, maar ook iemand met buien.’
In de zomer van 1995 is Marco van Basten nog maar dertig en staat hij al meer dan twee jaar buitenspel. Zijn enkels, vooral de rechter, zijn verrot en operatie na operatie heeft geen verbetering gebracht. Alleen maar pijn en frustratie. Op 18 augustus heeft hij ’s ochtends besloten om wereldkundig te maken dat hij stopt, dat hij er geen gat meer in ziet. Die beslissing is twee weken eerder genomen, maar Van Basten heeft tijd nodig gehad om er mee naar buiten te kunnen treden. Zonder al te zeer door emoties te worden overmand.
Maar wanneer Heilige Marco een ereronde door San Siro maakt, weent het stadion. En in de dug-out zit Fabio Capello te schokschouderen. De trainer van AC Milan huilt omdat de schoonheid van het spel in de bloei is geknakt.